Hoe perfect een digitale camera ook is, er kunnen van tijd tot tijd problemen mee ontstaan. Een aanzienlijk deel van de storingen van het apparaat houdt verband met een batterijstoring of onjuiste instellingen. Een grote revisie van de camera is in de meeste gevallen niet nodig, aangezien dergelijke storingen zelf verholpen kunnen worden.
Noodzakelijk
Gebruikershandleiding
instructies:
Stap 1
Als er een storing optreedt, opent u eerst de gebruikershandleiding van het apparaat. Dit kan een gedrukte handleiding zijn of een elektronische handleiding op cd. Zoek het juiste type probleem in de lijst met mogelijke storingen en lees de aanbevelingen voor het verhelpen ervan.
Stap 2
Als de camera niet wordt ingeschakeld, is het hoogstwaarschijnlijk tijd om de batterijen te vervangen. Vervang batterijen door bekende goede. Let bij het installeren op de juiste positie van de batterijen in de sleuven. Als het probleem aanhoudt, ligt het probleem mogelijk bij de nieuwe set batterijen. Probeer ze te vervangen door andere.
Stap 3
Als het apparaat is uitgerust met lithiumbatterijen, plaats deze dan in de oplader en controleer of het apparaat aangeeft dat de batterij leeg is. Laad de batterij indien nodig op.
Stap 4
Als de camera niet aan het fotograferen is, zorg er dan voor dat er voldoende ruimte op de geheugenkaart is om nieuwe foto's op te slaan. Als er geen vrij geheugen meer is, vervangt u de kaart door een nieuwe of verwijdert u overbodige afbeeldingen van de oude kaart, door ze eerst over te zetten naar een ander medium (schijf, flashkaart, enz.).
Stap 5
Als het vervangen van de geheugenkaart het probleem niet oplost, is het mogelijk dat de geselecteerde opnameomstandigheden ervoor zorgen dat de flitser niet afgaat (onvoldoende licht). Let op de lichtgevende indicatoren op de achterkant van de machine. Als de indicator knippert, raadpleegt u de handleiding om de oorzaak van het probleem te achterhalen en hoe u dit kunt verhelpen.
Stap 6
Een van de indicaties van een storing is een slechte beeldkwaliteit, wanneer beelden overbelicht of juist onderbelicht zijn. Haast u in dit geval niet om het apparaat naar een servicecentrum te brengen, maar controleer de instellingen voor flitscompensatie en belichting. Meestal bevindt de knop die deze instellingen wijzigt zich aan de achterkant van de camera en kan deze per ongeluk worden ingedrukt.
Stap 7
Als het beeld regelmatig onscherp is, controleer dan of de optie Macro Focus op het apparaat is geïnstalleerd. Corrigeer de instelling indien nodig.
Stap 8
Als afbeeldingen bij het vergroten vervormd zijn, zorg er dan voor dat de lens schoon is en vrij van stof of vingerafdrukken. Als de lens vuil is, reinig deze dan alleen met een speciale doek, geen papieren handdoekjes, die gemakkelijk krassen op de lens kunnen veroorzaken.
Stap 9
Als de geheugenkaart niet kan worden gelezen, kunnen de contacten vuil worden. Veeg de contacten schoon met een rubberen gum. In de meeste gevallen herstelt deze procedure de prestaties van de camera. Als het probleem aanhoudt, formatteert u de kaart opnieuw of vervangt u deze door een nieuwe. Houd er rekening mee dat als u de geheugenkaart opnieuw formatteert, alle afbeeldingen permanent worden verwijderd.
Stap 10
Neem contact op met een servicecentrum als de beschreven methoden voor probleemoplossing de camera niet weer bruikbaar maken. Ernstige schade aan digitale technologie mag niet zelf worden gerepareerd. Deskundigen zullen een diagnose stellen van het apparaat, de storing verhelpen of aanbevelen het apparaat te vervangen door een bruikbaar exemplaar, als de garantie in een dergelijke mogelijkheid voorziet.