Een sensor is een apparaat dat een knop vervangt, die niet wordt geactiveerd door te drukken, maar door aanraking. Het kan elektrisch of optisch zijn. De manier waarop het wordt ingeschakeld, hangt af van het gekozen fysieke werkingsprincipe.
instructies:
Stap 1
De sensoren die reageren op interferentie werken alleen in ruimtes waar een lichtnet aanwezig is. Wanneer een persoon zich in zo'n kamer bevindt, neemt zijn lichaam, als een antenne, de straling van de bedrading waar. Wanneer de sensor wordt aangeraakt, wordt de op zijn lichaam geïnduceerde spanning gedetecteerd en wordt de transistor geopend. Om zo'n sensor te laten werken, maakt u een spanningsverdubbelende diodedetector. Verbind de ingang met de sensor en de uitgang met de basis van de transistor die in de sleutelmodus werkt en volgens het schema is verbonden met een gemeenschappelijke emitter. Gebruik een belasting met hoge weerstand, anders zal de transistor niet verzadigen. Wanneer je de sensor aanraakt, zal er een constante spanning verschijnen aan de uitgang van de detector, er zal een stroom vloeien tussen de basis en de emitter van de transistor en deze zal openen. De spanning tussen de collector en de gemeenschappelijke draad zal tot nul dalen.
Stap 2
Sensoren, die niet uit één, maar uit twee platen bestaan, worden getriggerd wanneer een vinger de ene voor de andere sluit. Sluit een zenerdiode aan tussen de platen in de tegenovergestelde polariteit van de voeding. De stabilisatiespanning van de zenerdiode moet ongeveer 20 V zijn. Sluit een plaat aan op de gemeenschappelijke draad, de tweede via een weerstand van 10 kΩ op de ingang van het logische element van de K561LN2-microschakeling. Sluit dezelfde ingang ook aan op de CMOS-voedingsrail via een weerstand van 10 MΩ. Nu, als je de platen niet aanraakt, zal de output een logische nul zijn, en wanneer de platen gesloten zijn, een logische. Zo'n sensor werkt ook in een ruimte waar geen elektrische bedrading is.
Stap 3
In het verleden werd beperkt gebruik gevonden voor sensorapparaten die reageren op het uitvallen van oscillaties van de generator wanneer de plaat wordt aangeraakt. Als je wilt, kun je nu zo'n apparaat bouwen. Neem het circuit van een willekeurig capacitief relais als basis. Sluit er in plaats van een antenne een sensor op aan, maar niet rechtstreeks, maar via een weerstand van 1 MΩ. Selecteer de waarde zodanig dat de bewerking alleen plaatsvindt wanneer u de plaat aanraakt, maar niet wanneer u deze nadert.
Stap 4
De optische sensor is een optocoupler met een open optisch kanaal. Verbind de emitterende diode van zo'n optocoupler met de stroombron via een weerstand die zo gekozen is dat de stroom in het circuit gelijk is aan de nominale waarde voor de diode. Sluit de emitter van de optocoupler-fototransistor aan op de gemeenschappelijke draad, de collector via een weerstand van 1 kΩ op de CMOS-logische voedingsbus. Sluit bovendien de collector aan op de ingang van het logische element van de K561LN2-microschakeling. De logische eenheid aan de uitgang van dit element verandert in nul wanneer de lichtstroom wordt onderbroken door een vinger. Gebruik nog een logisch element van dezelfde microschakeling om de logica van het apparaat om te keren.