De kwaliteit van het radiosignaal voor zowel ontvangst als transmissie is sterk afhankelijk van de antenne. Antennes zijn van verschillende typen. Ze kunnen directioneel en niet-directioneel zijn, ze kunnen verschillende polarisaties hebben. Maar alle antennes hebben gemeenschappelijke elementen. Dit is het emitterende deel en de reductie, dat wil zeggen, waarmee het op het apparaat is aangesloten. Ze moeten worden berekend.
Het is nodig
- - parameters van het apparaat waarop u de antenne gaat aansluiten;
- - rekenmachine.
instructies:
Stap 1
Bepaal het type antenne dat u gaat maken. Het kan symmetrisch zijn of in de vorm van een balk. Het signaal wordt op verschillende manieren naar verschillende soorten antennes gestuurd. Als het antennecircuit van de ontvanger of zender inductief is gekoppeld met het circuit, is het raadzaam om een symmetrisch voedingsschema te gebruiken met een tweedraadslijn tot 200 tot 700 Ohm. Voor detectorontvangers, invoerapparaten met een geaard rooster of basis, en zenders met een P-lus aan de uitgang, is een enkeldraads "beam" antenne meer geschikt.
Stap 2
Het meest voorkomende type antenne is een dipool. Het is een draad waarvan de lengte gelijk is aan de helft van de golflengte van het uitgezonden signaal, en de lengte van elke arm is respectievelijk gelijk aan een kwart van de golf. Voor een apparaat dat in het VHF-bereik werkt, zijn deze elementen gemaakt in de vorm van buizen of staven.
Stap 3
Bereken de golflengte. Het is gelijk aan de lichtsnelheid gedeeld door de frequentie. De lichtsnelheid wordt uitgedrukt in meters per seconde en de frequentie in Hertz. Denk aan het amendement. De lichtsnelheid in metaal is minder dan de lichtsnelheid in lucht en vacuüm. Daarom moet een echte antenne meerdere korsten worden gemaakt. De lengte van de halfgolfvibrator is eigenlijk geen 0,5 golflengte, maar ongeveer 0,475.
Stap 4
Pas het signaal toe op de straalantenne. Stap vanaf het ene uiteinde van de draad een afstand van 0,171 golflengten terug. Sluit op dit punt een enkeladerige lijn aan op de antenne, die loodrecht op de trildraad moet staan op een afstand van 0,15 golflengten. De enkeldraadslijn kan dan in elke richting worden gebogen.
Stap 5
Een gebalanceerde antenne wordt anders aangesloten. De totale lengte van de vibrator blijft hetzelfde. Zoek het midden van de draad. Markeer dit punt. Meet een sectie van 0,13 golflengten zodat de eindpunten symmetrisch zijn met het midden. Op deze punten, die op een afstand van 0,15 golflengten van de trildraad worden gesoldeerd aan de stroomkabel, worden soldeerdraden in de vorm van een tweedraads lijn gemaakt. Deze lijn wordt aangesloten op een radioapparaat.
Stap 6
Beide soorten antennes hebben ongeveer dezelfde parameters. Selecteer dit of dat type verbinding op basis van overwegingen van afstemming op het antennecircuit van de zend- en ontvangstapparatuur.