Batterijcapaciteit is de hoeveelheid tijd die de batterij kan leveren aan de aangesloten belasting. Meestal wordt de capaciteit gemeten in ampère-uren en voor kleine batterijen in milliampère-uren.
instructies:
Stap 1
De hoeveelheid elektriciteit (lading) in een batterij wordt capaciteit genoemd. De lading wordt gemeten in hangers, 1 hanger is gelijk aan 1 ampère x 1 seconde. Om de capaciteit van de batterij te achterhalen, laadt u deze volledig op en ontlaadt u deze met een bepaalde stroom I en meet u de tijd T, gedurende welke een volledige ontlading zal plaatsvinden. Vermenigvuldig de tijd (T) met de stroom (I), en je krijgt Q - de capaciteit van de batterij.
Stap 2
Om dit te controleren, laadt u de batterij volledig op en sluit u deze aan op dit apparaat. Zet de klok op de indicator en zet Start aan. Nu moet het relais de contacten 4-5 sluiten, evenals 5-6, en de batterij begint te ontladen via de weerstand R, er wordt spanning op de klok aangelegd. De spanning op de batterij zelf en op de weerstand begint langzaam af te nemen, wanneer deze daalt tot 1V op de weerstand, opent het relais de contacten, stopt de ontlading en stopt de klok.
Stap 3
Wanneer de batterij leeg is, daalt de stuurstroom die door de contacten 1-2 van het relais gaat van 8 naar 2 mA. Als de stuurstroom 3 mA is, dan is de weerstand van de contacten 4-5 en 5-6 minder dan 0,04 ohm (de waarde is laag genoeg om geen rekening mee te houden bij het meten van de stroom). Als je een ontlaadstroom van 1A nodig hebt, gebruik dan een weerstand R=1,2 Ohm.
Stap 4
Nadat de ontlading stopt, begint de spanning op de batterij te stijgen tot 1,1-1,2 V, dit komt door de interne weerstand van de cel. Houd er rekening mee dat de capaciteit van een nieuw opgeladen accu hoger zal zijn, omdat na verloop van tijd een deel van de lading verloren gaat door zelfontlading. Om de mate van zelfontlading te berekenen, meet u de capaciteit direct na het opladen en ongeveer een week daarna. Sommige batterijen ontladen zichzelf 10% per week of meer.
Stap 5
Als u dit circuit gebruikt, probeer dan de weerstand van de batterijcontacten en connectoren te verminderen. Als de stroom een sterkte heeft van 0,5-1 A, kunt u een niet erg hoge meetnauwkeurigheid krijgen (u verliest 0,1 V of meer op de contacten). Ook kan verlies aan nauwkeurigheid worden veroorzaakt door een stalen veer, die in sommige batterijhouders wordt gebruikt, dus shunt deze en andere contacten van staal met behulp van een koperdraad.