Koptelefoons werden uitgevonden in de 19e eeuw. Sindsdien zijn ze sterk verbeterd en zijn er ook verschillende vormfactoren naar voren gekomen. Toch bleef het principe van hun werk hetzelfde.
instructies:
Stap 1
Koptelefoons zijn gebaseerd op zenders. De meest populaire zenderconfiguratie is dynamisch, met een bewegende spoel. De permanente magneet is permanent bevestigd aan de hoofdtelefoonbehuizing en creëert een statisch magnetisch veld. Magneten kunnen ferriet (in goedkopere modellen) en neodymium zijn. In dit magnetische veld bevindt zich een draadspoel waar een door een geluidssignaal gemoduleerde wisselstroom doorheen gaat. Wanneer de stroom in een geleider verandert, verandert ook het omringende magnetische veld.
Stap 2
Een dun membraan is bevestigd op een elastische ophanging en er is een spoel aan bevestigd. Deze laatste beweegt door de interactie van het constante veld van de magneet en het wisselveld van de spoel. Door de beweging van de spoel begint het membraan te trillen. Deze trilling wordt door de lucht overgedragen en het oor neemt het waar als geluid. Het geluid hangt grotendeels af van het materiaal waarvan het diafragma is gemaakt. Het kan een synthetische polymeerfilm zijn in goedkopere modellen; cellulose, mylar en andere materialen in hoofdtelefoons uit het middensegment en titanium in duurdere apparaten.
Stap 3
Dit schema wordt gebruikt in bijna alle moderne hoofdtelefoons met verschillende vormfactoren. Dynamische emitters hebben ook een aantal nadelen. Door de relatief lage reactiesnelheid op een verandering in geluid is het membraan dus vaak niet in staat om lage en hoge frequenties even goed weer te geven. Dit probleem geldt met name voor "liners" en "inserts". Daarom waren er modellen van dynamische hoofdtelefoons met twee zenders. Een ander probleem is de ongelijkmatigheid van het magnetische veld waar de spoel beweegt. Dit maakt het geluid wat onvoorspelbaar en onstabiel. Om deze reden werden enkele andere emitterschema's uitgevonden, met hun eigen voor- en nadelen.